9 en 10 april stonden in het teken van onze gebruikelijke lijstjes. De ouders van Annebeth zijn net van boord en we hebben twee dagen om ons voor te bereiden op Jantien en Yves. We moeten een oplossing vinden voor ons gasprobleem, van Camping Gaz (butaan gas) naar propaan gas, een visum voor de Verenigde Staten regelen op de ambassade, boodschappen en de was doen. Verder verkennen we de stad, gaan we naar het strand op Paradise Island en lezen en schrijven we veel emails.
Bij de wasserette van de marina onmoeten we twee Nederlanders en het toeval wil dat ze net naar de US ambassade zijn geweest. Helaas pindakaas, ze zijn afgewezen voor een visum. Ze zijn net een beetje over de kater heen en bereiden zich nu maar voor om via Bermuda naar de Azoren te zeilen. De belangrijkste (aangegeven) redenen voor hun afwijzing zijn het ontbreken van een dienstverband in Nederland en het feit dat het niet mogelijk is na te trekken of ze een schone lei hebben. De Amerikanen willen graag weten wie ze op bezoek krijgen en nog belangrijker dat ze ook weer weg zullen gaan! Werk aan de winkel voor ons dus om een grotere kans te maken. We vragen met spoed Verklaringen-omtrent-goed-gedrag aan bij de gemeenten waar we staan ingeschreven en ook worden vrienden en familie ingeschakeld om een paper trail te creëren waaruit blijkt dat we zeker weer terug zullen keren naar Nederland. Over twee weken meer nieuws.
Na een dag met de local one-dollar-bus en liften langs alle mogelijke hard ware stores op het eiland, komen we tot de conclusie dat ook een nieuwe gasfles met bijbehorende gadgets niet zomaar geregeld is. Onverichterzake keren we weer terug naar Nassau Yacht Haven, waar de Jan Steen ligt. De was en de boodschappen zijn in ieder geval wel gelukt.
Nassau is niet echt een geweldige stad maar wel het bruisende centrum van de Bahamas; grote hotels en resorts, heel veel cruiseschepen met bijbehorende roze Amerikanen (met witte kniekousen en New Balance schoenen) op weg naar nog maar een duty free shop, haar financiële centrum bekend van het off shore banking en een typisch Brits koloniaal centrum. Daar omheen de American-Caribbean style suburbs waar de lokale bevolking woont. Nassau is een stad met een Brits hart en Amerikaans geld.
Nassau ligt op het eiland New Providence. Vlak naast het centrum van Nassau ligt Paradise Island. Ze zijn met twee gigantische bruggen verbonden. Veel Amerikaanse (vastgoed)tycoons zoals Hearst en Trump hebben hun tanden al stuk gebeten op dit eiland. Het eiland is nu voor het grootste deel eigendom van een Zuid Afrikaan. Het surrealistische Atlantis Hotel cq Resort op Paradise Island lijkt dan ook erg op het in de buurt van Johannesburg gelegen Sun City, dat ook door deze Zuid Afrikaan gebouwd is. Atlantis is een onwaarschijnlijk kitcherig hotel met veel marmer, dure winkels, een groot casino en onwaarschijnlijk veel kamers (ca 2.300). Rondom het hotel is een eigen strand met zwembad gebouwd (terwijl het echte strand slechts 500 meter verder is), een wild water baan, jungle-achtige touwbruggen, watervallen etc. Het meest bijzondere en indrukwekkende is het aquarium, het grootste ter wereld (niemand die het controleert). Meer dan 14.000 vissen, haaien en roggen zwemmen min of meer door en rond het hotel.

11 april, we maken ons klaar voor twee weken op vakantie met Jantien en Yves. Niet dat de andere weken en maanden geen vakantie waren, maar nu hoeven we voor het eerst nergens heen, behalve in twee weken tijd van Nassau naar Nassau. Het plan is om de Exuma Cays, een eilandenketen ten zuiden van Nassau, te verkennen.
Eerst nog even een beetje Nassau. Met Jantien en Yves gaan we, na een bezoekje aan het schitterende Fort Charlotte, naar Potters Cay. Een vismarkt onder de brug van Paradise Island. Er zijn ongeveer 40 standjes, waar met name locals veel bier en rum drinken en verse conch eten. Conch (spreek uit: konk) is het vlees dat in zon grote roze schelp zit. Als je hem bij je oor houdt hoor je de zee. Het is wat taai vlees, maar wel lekker. We letten goed op hoe ze het vlees uit de schelp halen, zodat we dat later zelf kunnen áls we ze vinden in de Exumas. Na een gepeperde conch salad, lopen we over de brug naar Paradise Island om ook met hun nog even naar het Atlantis Hotel te gaan.

  Zondag 13 april vertrekken we naar de Exumas. Het is prachtig weer en voor de komende dagen is ook heel goed weer voorspeld. Niet al teveel wind, maar wel genoeg om te zeilen. De eerste dag valt dat alleen wat tegen en moeten we het hele stuk naar Allans Cay motoren. Dankzij het kabeltje dat pappa heeft meegegeven, spelen we tijdens dit tochtje meteen met de elektronische kaart waarop de GPS is aangesloten. Je ziet ons op de computer keurig tussen de banken en coral heads door varen. Toch wel een mooi én handig systeem. We ankeren tussen Allans en Leaf Cay en gaan meteen met de dinghy naar het eiland, waar de enige iguanas ter wereld leven (niemand die het controleert). Iguanas zijn schitterende reptielen, stukken groter dan de hagedissen die we overal zien. Aparte beesten die door alle aandacht van de mensen niet echt schuw zijn.


  Het is bijna volle maan. s Nachts wordt het maanlicht gereflecteerd oor het koraalzand op de bodem. Het is alsof we in een zwembad voor anker liggen, met verlichting. We gaan het rustig aan doen dus we blijven de volgende dag rustig liggen. Hoewel rustig ...
Net als het tijd wordt om iets te gaan doen, een stukje snorkelen, blijken we vast te liggen. De ondiepte waar we eerst náást lagen, liggen we nu op. Bij het wisselen van het tij zijn we zo gedraaid dat we nu vast zitten en het water zakt tergend langzaam nog een beetje verder. Het is een raar gezicht, we kunnen inmiddels naast de boot staan, zonder dat we moeite hebben om adem te halen. Dat is niet goed. Het is gelukkig een mooie zandbodem en het roer blijft vrij van de bodem (het roer is kwetsbaarder dan de kiel). Pas drie uur later kunnen we onszelf los varen. Op de nieuwe ankerplek, brengen we twee ankers uit (een zogenaamde Bahamian moor), een anker upstream en een anker downstream, beiden naar de punt van de boot. Zo blijken de anderen het ook allemaal te doen. Op deze manier blijft de boot bij het wisselen van het min of meer op dezelfde plek liggen. Zeilers kijken graag hoe anderen aan het stuntelen zijn dus ze hebben het getroffen met ons. En het is nog niet afgelopen.
Als we eenmaal goed liggen komt een van onze buren langsvaren en vraagt of we onze dinghy ook kwijt zijn. Ja dus, we hadden het alleen nog niet in de gaten. Weer een ander heeft hem gevonden, hangend achter een rots, bij de uitgang van de baai. Wat een geluk! Genoeg gedaan voor deze dag. We snorkelen wel een andere keer.
De volgende dag zeilen we met een heerlijk windje naar Normans Cay. We hebben een ankerplek uitgekozen met een hagelwit strand. Het zonnetje in de rug maar dreigende luchten voor ons. Het is het duidelijk dat we niet meer op zoek gaan naar andere plekjes om te ankeren terwijl we de diepte op de dieptemeter steeds verder zien zakken. Met nog een paar mijl te gaan naar het strand, is het zo ondiep dat de badmeester je zou verbieden om te duiken. Naast ons vaart een groot motorjacht. Zij twijfelen ook een beetje. Als deze weer doorzet, gaan we er snel achteraan. Het blijkt dat er een drempel is en het wordt weer iets dieper. We ankeren in 2,50 meter en rekenen uit dat het op laag water precies goed moet gaan. Onze boot heeft een diepgang van 1,95 meter. Het verschil tussen hoog en laag water is ongeveer een meter.


De volgende ochtend is duidelijk dat het allemaal net past en gaan we op onderzoek uit op het eens zo roemruchte Normans Cay. Er is weinig meer dan restaurant en een paar kleurige zomerhuisjes. Wel is er een airstrip die ontstaan is in de tijd dat de duitse colombiaan Carlos Leder Normans Cay gebruikte voor de doorvoer van drugs. Het hele netwerk is een jaar of vijftien geleden opgerold door de DEA en het vliegveld wordt nu met name gebruikt door amerikanen die een burgertje komen eten bij Mc Duffs. Je kent het gevoel wel. Je zit op een jacht in Nassau, je hebt zin in de beste burger van de wereld (niemand die het controleert) bij Mc Duffs, maar je hebt geen zin om er helemaal heen te varen. Dan charter je toch gewoon een Chesna en vliegt er even heen. Komt dat vliegbrevet ook nog eens van pas.

 Na Normans Cay zetten we koers naar Warderick Wells in het Exuma Land and Sea Parc. Onderweg proberen we het sextant voor het eerst uit. Het is een ouderwetse methode om je positie op de aarde te bepalen. Je meet met het sextant de hoek die de zon maakt met de horizon. In combinatie met de tijd geeft dit een idee van waar je bent op aarde. We zitten er 20 mijl naast, maar weten nu wel weer hoe de berekeningen moeten. Alleen nog even wat beter het zonnetje leren schieten.
Met behulp van de eye-ball-navigation omzeilen we net een bankje dat niet op onze kaart staat en varen dan de smalle geul van Warderick Wells binnen. Wauw! Wat is het hier waanzinnig mooi. We pikken onze gereserveerde mooring op, je weet wel zon blok beton met een touw eraan, en gaan nog snel even snorkelen. Het stroomt er behoorlijk. We zien veel grote vissen (Nassau groupers) die we nog niet eerder zagen en prachtig koraal. We zien plotseling een grote manta (soort rog van 1,5 meter doorsnede) de hoek om komen. Na een uur snorkelen in deze draaikolk is Yves bek af. Hij vaart de dinghy terug. Wij zwemmen met de stroom mee terug naar de boot en komen vier pijlstaartroggen tegen (spotted eagle rays). Ze zwemmen rustig langs ons. Het lijkt eigenlijk meer op vliegen maar dan vertraagd. Wat een mooi gebied.

  De volgende ochtend bellen Jantien en Yves met de satelliet telefoon even naar mijn ouders, die deze twee weken op mijn neefje Teyler passen. Jans en Yves missen hem wel een beetje, maar genieten elke ochtend wel enorm dat ze kunnen uitslapen. Met Teyler gaat gelukkig alles goed, pap en mam zijn erg tevreden met hun kleine logé.

We gaan met de dinghy, onze lekkende opblaasboot met aanhangmotor die een paar verslagen geleden gebeten is door een barracuda, naar het hoofdkwartier van het park. Het ligt op een heuvel. Vanaf de veranda hebben we schitterende uitzichten over het park en de ankerplaats. Bij de aanlegsteiger zien we twee haaien (lemon sharks) zwemmen! We kopen een onderwatercamera en maken vanuit de bijboot, met snorkel op, fotos van deze indrukwekkende beesten. Ze komen hier wel vaker en er schijnen regelmatig mensen langs te komen die ze snorkelen. Wij durven het niet aan om met onze roze beentjes en armpjes, gewapend met niets, tussen de haaien te springen. We houden alleen ons hoofd onder water. De één is 1,50 meter lang, zijn kleinere broertje is 1 meter.



Als de haaien weer weg zijn, gaan wij nog geen 100 meter verderop snorkelen. Toch niet heel relaxed, waar zouden ze nu zijn? We komen ze gelukkig niet tegen. Bij Emerald Rock zien we bij een coral head heel veel kleinere vissen, net een aquarium.
   We borrelen met Merel (Nederlandse) en Geoff (Engels). Geoff zeilt al ruim vijftien jaar rond de wereld en Merel heeft zich een paar jaar geleden bij hem aangesloten. Ze was heel verbaasd om Hidde een Nederlands boek te zien lezen op de veranda van het hoofdkwartier van het park en maakte meteen een praatje. Ze zijn nog maar één keer eerder een Nederlandse zeilboot tegengekomen in de Bahamas.
Na een nachtje dromen over de haaien, is het tijd om weer verder te gaan. Op naar Staniel Cay, waar voor het eerst sinds Nassau weer sprake is van een bewoonde wereld. Er zijn twee supermarkten. Ze heten de blue en de pink supermarkt, genoemd naar de kleur verf waarmee de respectievelijke schuurtjes geverfd zijn! Ook is er de Staniel Cay Yacht Club en de Thunderball Club. De laatste is genoemd naar de James Bond film die hier is opgenomen. Zoals inmiddels gebruikelijk zeilen we een dag en lassen dan een rustdag in. De volgende dag (eerste Paasdag) op Staniel Cay gebruiken we om te snorkelen, wandelen en lezen. We snorkelen in de Thunderball Cave. We weten niet of deze vernoemt is naar de film van 007 of de film naar deze grot. Het is een grot die midden in een eilandje ligt en met hoog water alleen kan worden bereikt door onder water gelegen ingangen. Het is hoog water en we moeten dus duiken om de grot in te komen. Het is best spannend snorkelen, maar wel super mooi. In de grot zit een gat aan de bovenkant waar het zonlicht naar binnen schijnt. Het is midden op de dag en de zon staat hoog aan de hemel en schijnt mooi naar binnen. Bij het gat waar we door naar buiten gaan, ligt een grote barracuda te wachten op ons. Hij laat even zijn tanden zien, maar doet verder niets. Barracudas zijn erg plaats gebonden en deze zwemt hier al jaren rond. s Avonds eten we heerlijk en erg gezellig in de Staniel Cay Yacht Club. Deze Yacht Club heeft niets te maken met een vereniging, het is gewoon een gezellige bar met een lekker restaurant waar veel watersporters komen. Bij het dock van de Yacht Club zien we weer haaien en stingrays.

  
 De volgende dag zou ons eerste zeildagje met Jans en Yves op de Exuma Sound worden. Aan de ene kant van de Exuma ligt de Grand Bahama Bank (ondiep) en aan de andere kant de Exuma Sound (diep). Helaas zorgen wind en golven ervoor dat de cut (doorgang van bank naar sound tussen de verschillende cays) niet te passeren is: over de gehele breedte zien we de golven breken. We draaien om en gaan via de bank terug naar het noorden, naar de cut van Warderick Wells. Deze doorgang is ook best onrustig (stroom tegen wind), maar beter te doen en dus komen we heelhuids door de steile golven heen. We ankeren daarna in een prachtig baaitje, waar maar 1 ander schip ligt. Vlak na een heerlijke duik, zien we weer haaien achter de boot zwemmen. Toch best arelaxed, maar ook een mooi gezicht. We barbecuen op dit idyllische plekje
  En zowaar, we vertrekken de volgende dag meteen weer. We zeilen nu over de Exuma Sound naar Highborne Cay. Eindelijk kan de hengel weer uit! We hebben pas na een tijdje beet, maar wel een joekel. Een hele grote dorade, ook wel dolphin fish genoemd. Deze was alleen iets te sterk voor ons. Vlak voor we hem met de haak aan boord wilde trekken brak de lijn. Deze vissen zijn reuze sterk en schijnen wel 50 km per uur te kunnen zwemmen. Daar gaat onze lunch en diner. Helaas! In plaats van een vers visje, eten we gehaktballen met aardappelpurree en bloemkool!

We blijven een dagje op Highborne Cay. Het is al twee weken mooi weer en ook nu is het weer aardig op temperatuur. We gaan eerst super mooi snorkelen. Elke snorkelplek is weer anders en elke keer weer mooi. We ankeren de bijboot in een baai en wandelen dan naar het strand aan de westkust van het eiland. Daar lunchen we onder een boom. Ongelofelijk, het houdt niet op, al die prachtige witte stranden, het blauwe water en de zon.
 
En dan gaan we alweer terug naar Nassau. Dit keer geen dure marina (ruim 60 USD per nacht) maar gewoon ankeren. We eten aan boord, doen spelletjes en hebben weer een gezellig avondje. De volgende dag, 25 april, gaan Jans en Yves aan het eind van de middag alweer weg. Het bekende ritueel: schoon schip maken, nog even wat souveniers voor thuis kopen, lekker borrelen en een heerlijk etentje. Een mooie afsluiting van een fantastisch mooie, gezellige en relaxte vakantie! Het was heerlijk om mijn zusje en Yves na zon lange tijd weer wat langer te zien en bij te kletsen.
Natalie en Douwe komen morgen al. Zij brengen als het goed is van alles mee om onze visumaanvraag te doen slagen. Ook moeten we dat gasprobleem nog oplossen. We doen hieronder uitgebreid verslag van beide projecten. Als je daar even niet op zit te wachten, dan kan je nu stoppen en wachten op verslag 15.
We koken op een Camping Gaz. Dat zijn van die blauwe tankjes met daarin butaan gas. Die konden we tot de Bahamas overal laten vullen. Maar dat is nu afgelopen. Hier en in de Verenigde Staten is het propaan gas dat de klok slaat. De beste oplossing is het kopen van een tankje met propaan gas en een bijbehorende regulator. Maar dat klinkt eenvoudiger dan het is; er komt nog iets meer bijkijken.
We zijn zoals gezegd al een dag bezig geweest en hebben ondekt dat er in de Bahamas alleen 20 lbs tanks te krijgen zijn. Deze passen helaas niet in de daarvoor bedoelde plek op onze boot. Het is niet zo eenvoudig om een andere plek te nemen. Probeer maar eens om je gasfornuis een nieuw plekje te geven. Behalve dat we ook op de boot een gasleiding hebben, is het ook belangrijk dat het gas in het geval van een lekkende tank niet in de boot terecht kan komen. De daarvoor bedoelde ruimte is daarom helemaal afgesloten met een afvoer naar buiten. We moeten de tank dus of buiten instaleren of in die ruimte.
Ook zijn alle aansluitingen hier anders. Dus moeten we iemand vinden die een slang maakt die enerzijds past op de gasleiding aan boord en anderzijds op de (nieuwe) gasfles. En in het geval van gas doe je dat niet met behulp van een beetje tape. Er gebeuren niet veel ongelukken maar als het zo ver is is het meestal vuurwerk.
Ik heb daarom, zonder overleg met Annebeth, bedacht dat ik maar eens ga kijken of er iemand is op het eiland die mijn Camping Gaz tankje met propaan kan vullen. In feite heeft diegene daarvoor alleen een adapter nodig die op dat blauwe tankje past.
Met de bus, liftend en lopend maak ik een tocht langs bijna alle gasbedrijven van Nassau. En dat zijn er veel want iedereen kookt hier met behulp van die tankjes. Gas is dus big business. Na een hele ochtend van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, met de beste bedoelingen, wordt ik door een vriendelijke Bahamian afgezet bij Moss Gas. Moss is al generaties lang een grote naam in Nassau en het moet wel gek lopen wil hij mij niet kunnen helpen. Het is een ongelooflijke bende. Als ik de schuur van Moss Gas binnen loop, veegt moeder Moss even de kakkerlakken van haar bureau en vraagt hoe ze mij kan helpen. Als ze mijn blauwe tankje ziet roept ze meteen zoon Moss en gebiedt hem mij te helpen. Hij glimlacht. Het is duidelijk dat hij hier raad mee weet. Ergens tussen hun bende haalt hij een koperen verloopstuk en met een beetje moeite vult hij mijn tankje met propaan. Na de eerste poging loopt het tankje met een oorverdovend lawaai weer leeg. Het gas spuit er met veel geweld uit maar zoon Moss prikt er een beetje in met een priem en het wordt weer stil. De tweede keer gaat het goed en klaar is kees. Een vol Camping Gaz tankje met propaan. Ze zijn bij Moss erg onder de indruk van het feit dat ik liftend en lopend bij hun terecht ben gekomen en daarom krijg ik een ijskoude Heineken en een lift terug naar de stad. Heel tevreden keer ik terug naar de Jan Steen en trots laat ik het volle tankje zien. Annebeth kijkt een beetje verbaast en vraagt of ik het met butaan gas heb laten vullen. Nee, met propaan, zeg ik terwijl ik zonder kennis van zaken uitleg dat dat ook prima kan. We sluiten de boel aan op de boot en het gasfornuis brandt prima. Aan het denken gezet door Annebeth blader ik toch eens door een paar boekjes uit onze uitgenreide boordbibliotheek en al na tien minuten vind ik ergens een hoofdstukje propane and butane. Misschien hadden we dat moeten lezen voordat we uit Nederland wegzeilden of in ieder geval voordat ik het Camping Gaz tankje liet vullen met propaan gas. Als na een paar regels valt mijn oog op de zinsnede never never fill a butane tank with propane. En Annebeth rent meteen naar buiten om alle mogelijk gaskranen dicht te draaien en heeft het gevoel nog maar net een explosie te hebben voorkomen. Het tankje moet meteen van boord. Na verdere lezing blijkt dat de druk in het geval van propaan ruim vier maal hoger is dan die bij het gebruik van butaan en dat allerlei onderdelen zoals onder meer de regulator onder de druk kunnen bezwijken met lekkages als gevolg. Ik relativeer de boel een beetje. Als je aan iemand zou vragen een stukje over verkeerslichten te schrijven zou deze ook schrijven dat je nooit door rood moet rijden. Maar als je door Amsterdam fietst kijk je toch gewoon of er een auto aankomt en niet welke kleur het verkeerslicht heeft. Niet echt overtuigd kalmeert Betje een beetje en we besluiten dat het tankje nog even aan boord mag blijven maar dat we het morgen leeg laten lopen en alsnog een nieuwe propaan tank en regulator kopen. Ik roei die avond nog even langs een paar andere Europeanen die naast ons voor anker liggen. De Engelsman zegt dat je reuze moet oppassen met gas en dat hij weet dat er bij propaan sprake is van hogere druk en hetere verbranding en dat je daarom andere spullen nodig hebt. Het blijkt dat ons fornuis gelukkig voor zowel butaan als propaan geschikt is. We hebben daarom alleen een nieuwe tank en een nieuwe regulator nodig. Zo ver waren we twee weken geleden eigenlijk ook al. Een Fransman heeft geen idee wat het verschil tussen propaan en butaan is en vult zijn Camping Gaz tankjes al jaren met propaan en zegt dat het prima werkt. Een typisch geval van de Franse slag zou ik zeggen. Neemt het waarschijnlijk ook niet zo nauw met verkeerslichten. Toch besluiten we geen risico te nemen. Gas is listig spul en morgen ga ik op zoek naar een nieuwe gastank, een nieuwe regulator en een slang die past op zowel onze gasleiding en op de nieuwe tank. We zien wel waar en hoe we die nieuwe tank stallen.
De volgende dag huur ik een scooter. Ik weet na twee dagen oefenen redelijk de weg en een paar uur later ben ik terug met een enorme gastank (20 lbs), een nieuwe regulator en een slang die ik heb laten maken met behulp van nieuwe koppelstukken en onze oude slang. Waarschijnlijk niet helemaal ISO maar dit moet goed genoeg zijn. Douwe en Natalie zijn aangekomen als ik terug kom op de boot en ze kunnen meteen aan de slag. Hoe en waar gaan we die fles installeren zodat we morgen zonder gevaar voor eigen leven eieren kunnen bakken. We besluiten een stuk uit de boot te zagen in de hoop dat we de tank toch in de eerder beschreven kist kunnen krijgen. Een uur later zit de tank er in. Morgen alleen nog wat schuimrubber kopen om te zorgen dat hij niet te veel rolt en schudt tijdens het zeilen. Waarom hebben wat dat niet meteen zo gedaan?? Zo gaat het vaak tijdens klussen aan boord. Er is vaak sprake van voortschreidend inzicht. Ook kost het steeds weer veel tijd om de weg te vinden in een nieuwe stad zodat je alle spullen kan kopen die je nodig hebt. En ten slotte moeten we ook steeds door dit soort processen omdat we geen idee hebben waar we mee bezig zijn. Wij hadden ook geen idee wat het verschil tussen butaan en propaan was en al dat andere gedoe wat er bij komt kijken. Tevreden drinken we wat witte wijn. We proosten op de aankomst van Douwe en Natalie en op onze volle tank met propaan.
 Zoals gezegd hadden we nog een project, ons visum voor de Verenigde Staten (VS)! Ook dat hadden we beter in Nederland, op het Museumplein, vijf minuten vanaf waar we bijna vijf jaar gewoond hebben, kunnen regelen. En andere mogelijkheden waren Barbados en de USVI (de Amerikaanse Virgin Islands). Maar wij hebben het uitgesteld tot in de Bahamas, waar bleek dat ze nergens lastig doen behalve in Nassau.
Maar zoals gezegd hadden we de nodige voorbereidingen getroffen en Douwe en Natalie hebben inderdaad een hele stapel documenten en brieven mee van instantie, familie en vrienden die ons verhaal moeten bekrachtigen. We maken nog wat recente pasfotos en vullen de laatste vragen van onze aanvraagformulieren in. De wekker gaat om 7.00 uur af. We kleden ons sinds lange tijd weer serieus aan en gaan op pad. We dragen al maanden niet veel meer dan zwemkleding en slippers, maar voor deze dag doen we extra ons best. Ik heb een lange broek aan, schoenen, sokken en een overhemd dat mijn moeder voor mij had meegegeven aan Douwe. Annebeth draagt voor deze gelegenheid hakken. Al voor we uit de bijboot stappen, staat het bloed haar in de schoenen.
Bij de ambassade was het geweldig druk en na een blik in de wachtkamer blijkt dat we redelijk overdressed zijn. En we krijgen niet eens een persoonlijk interview om de hele stapel door ons meegenomen bijlagen toe te lichten. Nee, na de eerste twee uur wachten krijgen we de mogelijkheid om, na betaling van USD 200, het hele zaakje in te leveren bij een dame achter gewapend glas. Ze kan vanaf die plek helemaal niet zien dat ik sokken aan heb en Annebeth hakken draagt. En van een toelichting geven, was al helemaal geen sprake. Er hangt zelfs een bordje waarop staat dat het op prijs wordt gesteld als we niet tegen die jufrouw praten. Gelukkig hadden we een A4-tje gemaakt waarin we kort uitleggen waar we mee bezig zijn en waar de verschillende bijlagen toe dienen. Toen mochten we gaan zitten, netjes aangekleed, om drie uur later opgeroepen te worden. Annebeth moet een vraag beantwoorden aan loket drie. Het is duidelijk dat ze het goede antwoord heeft gegeven want die meneer deelt mee dat het printen van het visum nog ongeveer twintig minuten duurt. Perfect! Die is binnen! Een half uur later zitten we, netjes aangekleed, bij de Mc Donalds om dit te vieren met een Big Mac. Je krijgt ontzettend veel honger van vijf uur wachten. Daarna lopen we terug naar de Jan Steen. Ik op blote voeten en Annebeth op mijn sokken. Het vervolg van onze reis kan beginnen. Met Douwe en Natalie gaan we naar de Verenigde Staten.
Het verslag van deze tocht is in de maak, we zijn inmiddels ruim een week geleden in Amerika aangekomen! En het is hier nu koud. Brrr, we doen snel de kachel wat hoger!
|