17 januari 2003 tot en met 2 maart 2003, van Carriacou, Grenada naar Simpson Bay, Sint Maarten
17 januari, anderhalve maand met zijn tweeën. Dat is weer even geleden maar ook van korte duur. In Hillsborough, waar Klaas en Gepke de ferry namen, komen we Line en Olav tegen. Twee Noorse vrienden die we onderweg regelmatig zijn tegengekomen. Zij zijn ook in Hillsborough om familie af te zetten. We zeilen met hen terug naar Tyrell Bay, op Eventyr. Wij waren met een taxi gekomen, zij met de boot. Het is een prachtige oude Noorse kotter. Helaas doet hun motor het al een paar maanden niet meer en het is niet wat je noemt een snelle zeilboot. Meer iets om mee te vissen met een zeiltje bij tegen het schommelen. We komen daarom in het donker aan in de baai. Daar aangekomen is het tijd voor het geheime wapen van de Noren: hun bijboot. Deze is bijna net zo groot als Eventyr en voorzien van een 25 PK aanhangmotor. Echt een monster vergelijken met ons opblaasbootje, de Avon. De bijboot wordt voor Eventyr gespannen en zo worden de laatste meters naar de ankerplaats afgelegd. Daar lijkt het door de wind en stroming nog bijna mis te gaan, maar van alle kanten komen andere rubberbootjes om te helpen. Eén aanvaring en twee ankerpogingen verder, liggen we. Op deze manier kent iedereen je in de baai, zelfs als je in het donker aankomt. We besluiten dat we pizza verdiend hebben.

We hadden gedacht de volgende dag Carriacou weer te verlaten en door te zeilen naar het noorden. We zijn nu al bijna een maand in de Caribbean en in zeemijlen gemeten nog niet veel opgeschoten. Helemaal gewend aan het lokale ambitie niveau. Maar van doorzeilen komt helemaal niets. Het loopt allemaal anders.
We gaan verschillende keren duiken. We zeilen met de Jan Steen naar Union Island voor een mooie zaterdagavond. We eten, de ene keer bij ons, de andere keer bij hun en anders bij iemand anders (uit eten).
     
Elke dag besluiten we ons vertrek een dagje uit te stellen. We zijn niet alleen. Veel zonderlinge figuren, paradijsvogels zoals we die wel noemen, hebben van Carriacou hun thuishaven gemaakt. Een Nederlandse die na twee rondjes om de wereld hier voor anker is gegaan en in de zomer een duikschool runt in de Balearen. John Smith, een Amerikaan met een matig gebit, die al 27 jaar aan boord leeft en elke dag met een zeilende dobber de zee op gaat om een tonny te vangen. En een Engelse dame die haar tijd vult door cocktails te mixen op een drijvende bar midden in de baai. Het is een mooie smeltkroes van lokalen en buitenlanders die zijn blijven hangen.
Omdat Carriacou zo bevalt besluiten we hier gebruik te maken van de mogelijkheid om de boot op de kant te zetten en alle flora en fauna op ons onderwaterschip te vervangen door super giftige antifouling. In Nederland, waar geen vis meer zwemt, is dit verboden. Daar mogen alleen millieuvriendelijke antifoulings gebruikt worden. Maar in dit paradijs mag je nog steeds gebruik maken van aan kernafval grenzende stoffen. Aangroei hebben we sindsdien geen last meer van.
 
30 januari, bijna twee weken nadat we mijn ouders op dit eiland op de ferry zetten, is het echt tijd om verder te gaan en de Grenadines achter ons te laten. Via Canouan en Bequia zeilen we naar St. Vincent. Een eiland van ongekende schoonheid maar veel gemeden vanwege opdringerige lokalen en criminaliteit. Overal waar je land nadert komen er mensen naar je toe om je hun diensten aan te bieden. Het meeste zit je niet op te wachten, maar je probeert toch zo veel mogelijk gebruik van ze te maken. Een banaantje, een brood voor de volgende ochtend, als het kan een visjes en soms een lijn naar de kant.
Cumberland Bay op St. Vincent is een van die plekken waar je je anker uit gooit en de achterkant aan een palm boom bindt. Het is fantastisch. Een perfect ronde baai omringd met stijle bergwanden. Onder water lopen deze wanden door en dus is het lastig ankeren. Je vaart daarom achteruit, laat je anker vallen in ongeveer 15 meter diep water, vaart nog een stukje door richting het strand en maakt de achterkant vast met een lijn aan een boom. En zo liggen de boten keurig rondom de baai. In het hoekje ligt Johnny Depp. Hij speelt de hoofdrol in Pirates of the Caribbean van Walt Disney, die opgenomen wordt in Walilabou Bay, een baai verder. Deze baai is helemaal omgebouwd tot filmset en verboden terrein voor een paar maanden. Johnny slaapt op een 40 meter lang motorjacht. Weltrusten Johnny.
Ondertussen verkennen wij de omgeving van Cumberland. Na een wandeling naar het slapende dorpje Spring Village besluiten we ook nog even naar het dorpje boven aan de heuvel te gaan dat uitzicht heeft over de baai. We krijgen een lift en tevreden drinken we een Pepsi bij een piepklein barretje in de bocht van de weg. Het begint allemaal een beetje voorzichtig, maar een paar bier verder zitten Catman (eigenaar en barman), Annebeth, Fitz (vriend en schoonbroer van Catman) en ik toch op de top van de heuvel, op straat, in de bocht een paar uur Dominos te spelen. 11-10 voor Fitz en Hidde. In de schemering lopen we terug naar beneden, dat is nou mooi. Je slentert een beetje rond, het is prachtig, maar toch, je slentert. En dan ineens Catman, Fitz en dominos. Dit is pas echt een geslaagde zondag.
 
 
We hebben niet 1% gezien van St. Vincent, maar besluiten toch door te zeilen naar St. Lucia. Een nacht ankeren we tussen de voor St. Lucia kenmerkende Pitons.
Daarna is het tijd voor Rodney Bay. Onze eerste marina sinds Las Palmas, Gran Canaria eind oktober 2002. Het is dus toch al ruim drie maanden geleden dat we gewoon in een haven aan een steiger lagen. Ik denk zelfs de laatste keer dat we ons een beetje fatsoenlijk hebben aangekleed, met schoenen en zo. Het vooruitzicht op een, over het algemeen natte, tocht in ons bijbootje leidde er meestal toe dat we gekleed gingen in zwemkleding of iets wat daar voor door kon gaan. Nu kunnen we staand douchen en sokken dragen. Verder is Rodney Bay de plek waar we nieuwe onderdelen kunnen kopen en daarom hebben we nu weer stromend water zonder dat we hoeven te pompen en doet de ijskast het weer. Na veel rode wijn eindelijk weer koude witte wijn en bieren.

  
Tevreden over en met alle luxe besluiten we, voordat we naar Martinique gaan, eerst nog even te stoppen in Marigot Bay. Wederom een sprookjesachtige baai die we niet willen missen. Het is niet ver en we liggen daarom al voor de lunch weer voor anker. Omdat het nog vroeg is, is het erg rustig maar dat verandert snel; letterlijk en figuurlijk. In de loop van de middag loopt de baai vol met charter boten waaronder de Carib Kiss van Berend Botje met schipper Toef (Mattijs Zonnevijlle). We mailen al een paar weken met elkaar maar het lukte ons tot nu toe nog niet elkaar te treffen. Dat gaan we nu goedmaken.
Die avond eten we samen met de wonderlijke gasten van Berend Botje bij Chateau Mygo. Voor het eten is er nog tijd voor wat under-the-counter spice rum. Grote flessen met rum en kruiden die ze een paar maanden laten staan. Een beetje zoals men ook wel doet met olie en azijn, maar dan anders. Het is een mooie avond, maar we zijn wel blij dat we zelf geen charters doen.

Op 7 februari zeilen we naar Marin op Martinique. Er staat een pittig windje, 25 tot 30 knopen en we moeten aan de wind van St. Lucia naar Martinique. Annebeth heeft een mindere dag en hangt de hele reis over de reling. We vangen onderweg nog een barracuda. Die proppen we gedeeltelijk in een puts, zodat we die in Marin schoon kunnen maken.
Martinique is het eerste Franse eiland dat we bezoeken en dat zullen we weten ook. Wat een ongekende luxe. Alleen maar Fransen, heerlijk brood, grote supermarkten, fantastische wegen en een gekoelde Renault Clio waar we het eiland mee verkennen. Het is allemaal echt onwaarschijnlijk goed voor elkaar. Behalve Rodney Bay op St. Lucia staat dit in schril contrast ten opzichte van de de meer zuidelijke eilanden.
We doen uitgebreid boodschappen en toeren het eiland rond. Een prachtige tocht voert ons via een mini versie van de Sacre Coeur, dwars door het regenwoud naar de voet van de vulkaan Mont Pelée. Daar zijn de Gorges de la Falaises. Metersdiepe spleten waardoor riviertjes zich een weg banen. Op zoek naar deze gorges negeren we het boord entrer ici! En beginnen een kansloze wandeling de berg op. Na een half uur wordt het duidelijk dat dit een prachtig zandpad is, maar niet veel te maken heeft met gorges en water. Na een uur zijn we terug en melden we ons toch maar bij het bord entrer ici! Met behulp van een gids werken we ons door de nauwe spleten en door het water in de richting van de waterval. Het is een schitterende klim.
 
10 februari, we zeilen de komende dagen samen op met Mattijs Zonnevijlle. Hij zeilt mee met Ruud, een vriend die met zijn catamaran onderweg is naar St. Maarten. Via Trois Ilets, in de baai van Fort de France, zeilen we naar St. Pierre, ooit het Parijs-van-de-Antillen. Helaas ging bijna alles verloren in 1902 toen de vulkaan Mount Pelée uitbarstte. Een vulkanische gasexplosie (pyroclastische vloed) maakte korte mette met alles behalve Cyparis. Die zat in de isoleercel met hele dikke muren en werd dagen later levend gevonden. Het is nog steeds een prachtig plaatsje, maar Parijs herkennen we er niet meer in. We kopen een paar snappers en barbecueën die avond met Mattijs en Ruud aan boord van Jan Steen.

We gebruiken een extra dag voor enkele zogenaamde cliff-projecten. We wandelen stad en land af met ons lege tankje Camping Gaz, brengen enkele fotorolletjes weg om te kijken of we het ouderwetse fotograferen niet verleerd zijn en tenslotte doen we een boodschap als de meeste slagers al lang weer naar huis zijn. Gas is er helaas niet meer te krijgen, de fotomachine is stuk waardoor het lijkt of onze fotos al jaren in de zon in de etalage hebben gestaan en de kilo gehakt die ik nog had gevonden gaat uiteindelijk over boord, niet te pruimen, wat een cliff-dag. Tijd om weer door te gaan.
Dominica! Dominica is prachtig. Regenwouden, honderden rivieren, evenzoveel watervallen, door vulkanische activiteit verwarmde bronnen en een kokend meer (letterlijk!!). Armoede is troef op Dominica, maar dat geldt niet voor wat er te zien is. We liggen aan een mooring bij de hoofdstad Roseau en gaan meteen op zoek naar een gids die ons de volgende dag meeneemt naar Boiling Lake. s Avonds is er tijd voor een paar rumcolas aan boord bij Ruud en Mattijs. Annebeth is verstandig en slaat dit buitenkansje over en Ruud houdt het gauw voor gezien. Mattijs en ik hebben de volgende dag last van blaren, letterlijk en figuurlijk.
 
Om 6.15 uur verzamelen we de volgende dag bij Hagan Dorival, tegenover Ma Bass Guesthouse. Als je ooit hier heen gaat zijn dat namen om te onthouden. Om een uur of vijf zijn we weer terug. Helemaal gebroken maar wat was het mooi. We hebben geprobeerd om wat fotos te maken, maar misschien ken je dat gevoel wel. Het geeft niet helemaal weer hoe schitterend het was, ook de bijbehorende geur van rottende eieren ontbreekt. We slaan de Valantines party in het Fort Young Hotel over. Door naar Portsmouth, in het noorden van Dominica.
   
15 februari en vannacht is het volle maan. Normaal, alsof wij daar echt iets vanaf weten, is er full moon party op de Indian River als volle maan op zaterdag valt. Volgens bronnen, of ze betrouwbaar zijn laat ik in het midden, gaat dat niet door vanwege ongeregeldheden de laatste tijd. Dan maar uit eten bij de Purple Turtle en daarna nog wat drank in de plaatselijke horeca. Bijna iedereen is daar dronken maar dat komt vaker voor op Dominica.
De volgende dag zwaaien we Mattijs en Ruud uit. Zij gaan door naar Guadeloupe, Antigua en St. Maarten. Wij doen het rustiger aan en blijven nog even op Dominica. We slapen uit, ruimen een beetje op en maken een tochtje op The Indian River. Op 17 februari maken we met behulp van het openbaar vervoer een tocht over de noordelijke helft van het eiland. Het openbaar vervoer bestaat zoals op veel van deze eilanden uit minibusjes.
  
Ook is er deze dagen tijd voor wat tegenslagen. Ons bijbootje kiepert om. Het hangt gewoon achter de boot maar soms krijgt de wind er vat op en dan zijn de rapen zuur. Peddels (of roeiriemen) weg, slippers weg, ankertje verdwenen en aanhangmotor vol zout water. Met name de combinatie van het eerste en het laatste is redelijk lastig. Een emmer zoet water, wat WD-40, motortje uit elkaar halen en in elkaar zetten en dan flink trekken. Zo die doet het weer. Ankertje ligt op de bodem en kunnen we dus opduiken. Alleen de peddels en de slippers zijn onderweg naar Venezuela. Als we die middag nog even de motor starten om de accus op te laden breekt de kabel van de gashendel.
De volgende ochtend worden we wakker geschreeuwd door een huurboot vol dikke Amerikanen. Die hebben net ontdekt dat hun anker niet gehouden heeft en dat ze al een tijdje met hun 50 voet huurbak aan ons opblaasbootje hingen. Het is niet uit te leggen hoe dat precies zat. Maar de schade bleef beperkt tot een verbogen zwemtrap bij ons. Het wordt weer tijd voor een nieuw eiland.
We scheuren in een paar uurtjes naar Guadeloupe. We slaan Les Saintes, een eilandengroepje onderweg, over omdat we eerst de kabel van de gashendel willen vervangen. Het is raar weer, overal buien (squalls) met veel regen en wind (windkracht 8 Bft.). We zeilen niettemin prachtig en komen ook nog een flinke walvis tegen. De eerste echte walvis tijdens onze reis. Het is jammer dat hij niet even zijn staart laat zien. Dan begint onze hengel als een idioot te ratelen. Beet en hoe! We zullen het nooit weten, want nadat hij eerst 300 meter lijn van de spoel heeft gehaald, breekt de lijn. De lijn zou sterk genoeg moeten zijn voor vissen tot 50 kg.
Terug naar de orde van de dag. We willen de marina van Basse Terre op Guadeloupe in en we hebben een motor die wel in zijn voor en achteruit kan, maar we kunnen geen gas geven. Het is maar een klein haventje dus erin zeilen is uitgesloten. Daarom demonteren we de gebroken gaskabel waardoor ik gas kan geven terwijl ik in de motorruimte hang. Annebeth is alleen aan dek en vaart rustig binnen op zoek naar een plekje. Het treft, er is net iemand weggegaan die aan de buitenkant lag. Er staan genoeg mensen om een lijn aan te pakken terwijl Annebeth stuurt en ik het laatste dotje gas geef. Als ik naar buiten kom liggen we perfect!
We treffen het weer. We kunnen nog net voor 16.00 uur langs de douane en de plaatselijke watersportwinkel heeft ook nog een nieuwe gaskabel op voorraad. Nog voor de borrel werkt het allemaal weer.
Annebeth, die nu even in bed gaat lezen ...zzz, kijkt op de klok. Half tien, latertje. We zouden bijna denken dat er iuets mis met ons is. Er gaat namelijk bijna geen dag voorbij dat we niet het klokje rond slapen. Dat kan niet gezond zijn, maar maak je geen zorgen. We redden ons wel. Gelukkig blijken andere zeilers er ook last van te hebben.
Met een local bus gaan we de volgende dag naar les Chutes du Carbet, 120 meter hoge watervallen. Om daar te komen, moeten we eerst 3 keer overstappen en dan nog een lift regelen. Dat laatste is niet echt moeilijk, er rijden aleen maar gehuurde Clios langs, ook op weg naar de populaire watervallen. Het is een soort culture shock voor ons, na het ongerepte Dominica. Grote parkeerplaatsen, veel toeristen en zelfs een prachtig aangelegd pad naar de watervallen. Die Fransen hebben het maar goed geregeld op hun eilanden. De watervallen zijn prachtig.
 
Bij terugkomst zien we dat de Heavy Lady van Bob en Karen ook in deze marina is gaan liggen. Dat is nog eens gezellig! Ook met hen hebben we heel wat gemaild om een ontmoeting te regelen. Nu zijn ze bij toeval uitgeweken naar dit haventje. We borrelen de hele middag op de Heavy Lady. We besluiten samen een stukje op te zeilen richting Pigeon Island, waar we willen duiken. Onderweg maken we prachtige fotos van elkaars boten.

Pigeon Island blijkt een snorkel cq duikparadijs te zijn. Jacques Cousteau heeft dit ooit bestempeld als de mooiste duikplek ter wereld en heeft er een Marine Parc van gemaakt. We snorkelen eerst prachtig vanaf de boot. De volgende dag gaan we voor het echte werk: een duik. We zien een barracuda, veel koraalvissen, een schol Spade fishes en een zeeschildpad. Fantastisch!

In Deshaies, in het noorden van Guadeloupe, nemen we op 25 februari weer afscheid van elkaar. In St Maarten zien we Bob en Karen weer, nu gaan we ieder een andere kant op: wij naar English Harbour, Antigua. Zij naar Montserrat.
Antigua is een beetje het zeilmekka van de West Indies. Met name bekend van English Harbour, Nelsons Dockyard, Antigua Sailing Week en Classics Week. Aan alles is te merken dat het eiland altijd in handen is geweest van de britten. We varen eerst een rondje en zoeken dan een ankerplekje in de volle baai. In de Antigua Yacht Club zien we het clubvlaggetje hangen van mijn grootvader, die deze in 1974 aan hen heeft aangeboden.
 
Er staat een belangrijke to do op het programma in Antigua. We moeten de boot laten meten. Om mee te doen aan de Heineken Regatta in Sint Maarten moeten we een zogenaamde rating hebben. Het is een handicap systeem om de resultaten van verschillende boten die meedoen aan de wedstrijd met elkaar te kunnen vergelijken. Vergelijk het maar met golf.
Via de Antigua Yacht Club komen we in contact met Sandy Mair. Morgen om 9.00 uur is hij bij ons. Of we de boot ergens in een rustig plekje van de mangroves kunnen leggen zodat hij geen last heeft van wind, deining en golfslag. Om de hoek bij de Antigua Slipway liggen we de volgende ochtend te wachten op Sandy.
We zitten in de klasse met hele snelle rakkers: spis, 3D kevlar zeilen, carbon masten en een heel klein ankertje aan boord omdat dat moet volgens de reglementen. Hij moest behoorlijk lachen toen hij onze drie ankers, 120 meter ankerketting, zonnecel, boekenkast en wijnkelder zag. Hij was benieuwd of we de BBQ lieten zitten tijdens de wedstrijden. Heel voorzichtig heeft hij onze verwachtingen op een goede klassering een beetje getemperd. We worden laatste, bedoelde hij waarschijnlijk. Toen hij de boot nog niet gezien had, zei hij door de telefoon, dat we onze delivery sails natuurlijk even van boord moesten halen. Of course, doen we! Verder was het een hele geschikte Schot. Hij gaat zelf ook mee doen met zijn 30-voeter en laat ons waarschijnlijk alle hoeken van de baan zien. We zien wel, we hebben er in ieder geval zin in.
 |