
Puerto de Mogan is onze laatste haven voordat we oversteken naar Kaap Verdië. De haven is vol, maar na lang aandringen mogen we aan de kade liggen, als we maar voor 10.00 uur weg zijn. Waarschijnlijk omdat jullie meisjes zijn., zegt een spanjaard die wat vertaalwerk verrichtte. Jan Maarten en ik nemen het maar niet persoonlijk.
We zijn allemaal een beetje opgewonden over wat ons te wachten staat. We douchen, bellen, emailen, borrelen en gaan uit eten. Allemaal dingen die we een week lang niet meer zullen doen op weg naar de Kaap Verden.
Enter content here


|
Zuid Frankrijk? |

Het is niemand ontgaan dat Jan Maarten een beetje stil is en hij zei al dat hij slecht sliep. Reden om eens te vragen of hij nerveus is. Duidelijk opgelucht door deze belangstelling geeft hij aan dat hij zeker nerveus is en dat hij een week wel lang vindt. Ik vertel hem dat ik ook niet precies weet waar we aan beginnen. Omdat ik niet weet of dat echt is waar hij op zat te wachten probeer ik voor hem wat scenarios te schetsen. Een vlotte tocht met harde wind, iedereen net te moe om lekker te koken en net te onrustig om een boekje te lezen en lekker te slapen. Of een lange tocht met weinig wind waarbij we tijd moeten doden met eten, spelletjes doen, lezen, muziek luisteren en slapen. En tenslotte de ideale tocht waarbij het beste van de twee hiervoor beschreven tochten gecombineerd worden. Volgens mij hoeft hij zich in geen enkel geval zorgen te maken. Het ergste wat er kan gebeuren is dat hij er niets aan vindt, zich verveelt en besluit het nooit weer te doen.
Na een dagje bedenktijd besluit hij het niet zo ver te laten komen. Hij gaat niet mee. Hij is letterlijk benauwd door het gevoel zeven dagen niet van de boot af te kunnen. We zijn allemaal teleurgesteld en opgelucht. Het is heel jammer dat we deze tocht niet met zijn vijven maken terwijl we er samen zo naar toe geleefd hebben. Betje en ik vinden het altijd fantastisch als we onze afwijking met anderen kunnen delen. Maar we zijn evengoed blij dat we niet oversteken met iemand die we halverwege vast moeten binden op bed omdat hij van de boot af wil. Het komt echt voor. Ik beloof Jan Maarten dat we nog wel eens een tocht maken en hem dan eerst een keer uitnodigen voor een overtocht van één etmaal. Dat gaan we ook zeker doen.
We ankeren die nacht buiten de haven van Mogan.

De volgende ochtend hoopten we nog even aan te kunnen leggen om de laatste verse boodschappen te doen en water te tanken. Helaas heeft Francos broer die ochtend dienst in de marina. Hij zegt ons dat we niet op zijn lijst staan en dat de marina vol is. Mijn Spaans is te slecht om hem uit te leggen dat hij niet eens een lijst zou hoeven hebben als de marina al vol is en dat we dus best even een uurtje een van de lege plekjes kunnen gebruiken die gereserveerd zijn voor de boten op zijn lijst. Om hem een beetje dwars te zitten doen we net alsof we aanleggen aan de andere kant van de marina. Uit alle gaten van zijn vette (o)lijf komt stoom! Uiteindelijk gaan we naar de kade waar we diesel en water kunnen tanken. Terwijl ik met een knik in de slang de watertanks vul, doen de dames boodschappen in de Spar. Jan Maarten sjouwt zijn bagage van boord. Om 10.45 uur vertrekken we naar de Kaap Verden en Jan Maarten zwaait ons uit.

Een atlantisch(e) oversteek(je) door de ogen van een leek......
Omstreeks oktober 2001 ben ik door Annebeth en Hidde (Betje en Hidje/Bef en Hid), benaderd om als gastschrijver een deel van de website www.jansteen.info te verzorgen. Juichend stemde ik in. Om het verhaal levensecht te doen lijken moest ik dan wel een stukje meevaren. Ook dat leek mij niet onoverkomelijk. Om er zeker van te zijn dat ik tijdens de reis niet overvallen zou worden door een writersblock, heb ik ingeschreven voor de inspirerende tocht van de Canarische eilanden naar de Kaapverdische eilanden. Deze oversteek zou naar schatting 7 etmalen gaan duren. Dat het er uiteindelijk maar 5 zijn geworden voelt als een overwinning (op wie eigenlijk, de zee?).
Terwijl Annebeth en Hidde al ruim 4 maanden genoten van hun reis en inmiddels evenzoveel tinten van kleur waren verschoten, maakte de bemanning (Jan Maarten, Marjolein en ik), zich los van de dagelijkse sleur en stapten zij - in spijkerbroek en fleece trui op zaterdag avond 26 oktober 2002 aan boord van de Jan Steen. In Nederland stormde het inmiddels zo hard dat vliegtuigen niet langer opstegen en de NS wederom haar goede voornemens niet kon waarmaken. In Las Palmas, Spanje, waren wij al helemaal gewend aan de rosé en de temperatuur die daar aan het eind van een warme dag bijhoort. Ze waren niet veranderd; geen lange haren en bossen shag, wel socutera slippers, maar daar ben ik zelf mede-schuldig aan, dus dat telt niet.
Hoewel we een paar dagen before en after de oversteek hebben benut om in te slingeren respectievelijk af te kicken, aan mij de eer om de oversteek zelf te verslaan.
Om teleurstellingen te voorkomen stel ik voorop dat ik (bij lange na) geen ervaren zeiler ben. Met Annebeth en Hidde heb ik twee zomers gezeild op de boot van de ouders van Annebeth, Westenwind en nadat de Jan Steen gedoopt was, heb ik daarop een paar keer dagtochtjes meegezeild. Dat was het. Okee, ik verbaas me er niet langer over dat zodra je aan boord stapt een emmer ineens een puts wordt en een touw een lijn, maar daar is alles mee gezegd (de etymologie achter de kikker begrijp ik nog steeds niet trouwens). De lezer die windrichtingen, windkrachten en informatie over tuigage verwacht komt bedrogen uit. Aan hem het advies verder te scrollen....Misschien doe ik mezelf te kort. Immers, ook een leek kan volop genieten van het staren over zee, het zien van dolfijnen, de onrust bij het vertrek en het ankerbiertje. In dat opzicht geen verschil dus!
De oversteek
Op het moment dat ik dit verslag schrijf is mijn vakantie al bijna, op een dag na, ten einde. Het is dan ook makkelijk om nu, onder het genot van een wit wijntje (in veel te kleine glaasjes), te zeggen dat het gaaf was, een meevaller, bijna te kort. Maar toch is die indruk niet geromantiseerd, het was echt zo.
Op 1 november, rond 10:45 uur was het dan zover. Vanaf de haven van Mogan voeren we uit, op weg naar Sal. Tegen de vewachting in werden wij vanaf de kade uitgezwaaid door Jan Maarten die na lang piekeren de knoop had doorgehakt, door niet mee te gaan. Een debuut van iets minder dan 7 dagen leek hem een beter idee. Hidde zou zich dus 7 dagen op zee gaan begeven met 3 vrouwen. De rollen waren al snel verdeeld. Schipper Bontekoe (Hidde), met zijn Bootsvrouw (Annebeth) en twee tantes (Marjolein en ik). Om onbekende redenen ben ik in een later stadium gedegradeerd tot scheepsmeisje. Sapperloot! De eerste dag is vergelijkbaar met een gewone zeildag, behalve dat je weet dat er iets is. Rond 17:00 uur begint het dan eindelijk te dagen: we gaan de hele nacht door en daarna ook en daarna ook en daarna...

Eigenlijk is iedere verandering c.q. beslissing een verzetje. Neem nou het verdelen van de wachten. We hebben het om en om gedaan, de ene nacht Hidde met mij en Annebeth met Marjolein. De dag erna was het dan Hidde met Marjolein en Annebeth met mij. Deze afwisseling werkte goed en zorgt voor de broodnodige variatie. Voor wat betreft de wachten kan ik alleen maar voor mezelf spreken. Met Annebeth heb ik vooral uitgebreid bijgekletst en gemeenschappelijke bekenden onder de loep genomen (roddelen?). Met Hidde deed ik, vooral na de eerste nacht, spelletjes. Noem zoveel mogelijk landen met een A, dan met een B etc. (bij de Q lig je dan bijna te tukken, maar het moet af). Welke tien landen hebben de meeste inwoners, wie zijn de griekse goden. Alles werd nauwkeurig nagekeken in het grote boek the essential desk reference. Tijdens de shift van dinsdag ochtend (van 8:30 tot 11:30) was Annebeth al wakker en klaar om ons af te lossen, maar moesten de oscar winnaars van 2000 tot 1927 nog worden doorgenomen.


Dit alles speelde zich af terwijl het aardedonker was. Geen maan gezien de hele oversteek en dat maakte het, vooral de eerste twee nachten toen de wind steeds draaide en het heel hard woei, angstaanjagend en onheilspellend. De eerste twee nachten was ik blij en opgelucht als het weer licht werd omdat alles er dan toch weer anders uitziet, overzichtelijker. Beetje vergelijkbaar met autorijden s nachts of overdag, als het keihard regent.
Na twee dagen volledig in beslag te zijn genomen door het weer, kregen we de derde dag weer interesse in normale landelijke dingen. De wind is toen wat gaan liggen en stukje bij beetje kwamen overdag de tijdschriften naar boven. De gevorderden sleurden zelfs de kleine vriend van 600 bladzijden de kuip in (schijnt geen aanrader te zijn). De golven bleven onverminderd groot en kwamen van achteren aanrollen alsof ze de hele boot zouden opslokken. De tip (weer uit de boeken) dat je niet achterom moet kijken, namen we ter harte, maar het blijft moeilijk echt niet om te kijken als het niet mag.
 Over verzetjes gesproken. Zondag nacht om 1:30 uur hebben we met zn allen het half waytje (387,5 mijl) gevierd. De avond ervoor zagen we het al aankomen en hebben we de wachten zo ingedeeld dat precies rond dat tijdstip een wisseling zou plaatsvinden. Alleen dat al gaf stof tot praten. Om 1:30 uur zijn Hidde en ik wakker gemaakt met keiharde muziek, de ketchup song stond op 10. Van de paar keer dat ik met muziek wakker gemaakt ben was dit absoluut de leukste. We hebben zelfs geheel tegen de huisregels in een druppel alcohol (champagne) gedronken om dit heugelijke feit te vieren. Dat we allemaal een paar tellen zijn verblind door de flitslichten van de vele cameras, mocht de pret niet drukken.
 
Verder aten we expres s avonds op verschillende tijdstippen, dat wil zeggen dat we na twee dagen met veel moeite het hebben weten te rekken tot 19:30 uur. Echte post-Sesamstraat bedtijden hebben we nooit gehaald. De lunch en het avondeten kregen de nodige aandacht en zijn nooit afgeraffeld. Ik moet bekennen dat mijn eetpatroon er op een doordeweekse dag een stuk verontrustender en voorverpakter uitziet. Het ging van pannenkoeken tot tostis, van tortellini tot kipkerrie en nasi met verse boontjes. De schijf van vijf (ook wel de food guide piramid genoemd) vierde alle dagen hoogtij.

  Het went wel. Dat je iedere nacht tot 3 keer toe op de meest onmogelijke tijdstippen uit je bed gehaald wordt, dat je voor de 38e keer je kleine teen stoot aan het zelfde drempeltje, dat je nooit, nooit, nooit een kopje thee even kunt loslaten. In een boekje over de oversteek dat ik aan het lezen was (veel dunner, een aanrader alleen als je oversteekt), werd de term ritmisch rollen gebruikt. Je gaat niet van voren naar achteren, maar van links naar rechts. Altijd. De boot ligt dus nooit op een oor. Dit komt door de koers en de golven, gewoon een lullige samenloop van omstandigheden dus.

   
Al die tijd en met name de eerste twee dagen had de Jan Steen flink de sokken erin. Het hoogste gemiddelde dat hij haalde is 160,5 mijl in een etmaal (dat is veel). Inmiddels durfden we serieus te gaan geloven dat we er geen 7 maar misschien maar 5 etmalen over gingen doen. Gevonden tijd! Op woensdag 6 november rond een uur of 3 s middags hoorden we Bontekoe, koelbloedig als hij is: hee, land in zicht zeggen, bijna fluisterend. Alsof hij een zoveelste vliegende vis voorbij zag komen. Nee, LAND IN ZIIIIIICCCHHT!!!!!!!. We hebben er dus 5 nachtjes slapen en zes dagen over gedaan, niet slecht.

De oversteek was geweldig. Nogmaals, nu achter een niet verschuivend glaasje wijn lijkt het misschien makkelijk, maar het is niet anders. Niks was vervelend, niks of niemand verveelde. Dacht ik voor de vakantie nog dat de oversteek een onderbreking zou zijn van de vakantie zelf, nu kan ik alleen nog maar zeggen dat juist dat gedeelte de ultieme vakantie was. Dat wat zich ervoor en daarna afspeelde was leuk, maar kan altijd nog. In het boek waarover ik het hiervoor al even had, wordt gezegd dat er tijdens de oversteken maar één motto is: moorden en vermoord worden. Dat is pas echte kolder. We zijn inderdaad met een man minder op de plaats van bestemming aangekomen, maar daar is geen enkel pressiemiddel aan te pas gekomen en dit bemanningslid is gewoon op Nederlandse bodem teruggekeerd. Net als Marjolein en ik trouwens. Het zit er nu ook voor ons op.
Lieve Annebeth en Hidde, ik zal de andere lezers niet vermoeien met allerlei bedankjes en wensen, dat komt nog wel, maar het was geweldig. Wel kan ik zeggen wat jullie misschien niet weten of niet zullen opschrijven: jullie zijn niet veranderd en dat had ik ook niet verwacht. Wel heeft zich een zekere constante ontspanning van jullie meester gemaakt, maar zonder dat dat heeft geleid tot desinteresse voor degenen die aan boord stappen en weer van boord gaan, terug naar het alledaagse andere - leven. Ik hou maar op. Dit komt wel erg dicht bij de ying en yang kletsverhalen....
Aangekomen op Sal, één van de platste, bruinste en droogste eilanden van de Kaap Verden, hebben we in de gaten dat het hier erg bijzonder is. Bijzonder droog, bijzonder vriendelijk, bijzonder arm, bijzonder weinig faciliteiten, bijzonder relaxed, bijzonder anders! Het is geweldig om met de boot in Afrika te liggen.
 ------------------------------------------------------------------------------
Cape Verde Islands at a glance:
Kaap Verdië behoorde tot 1975 tot Portugal en is sindsdien onafhankelijk. Aangezien er weinig kan groeien op de veelal droge eilanden, moet Kaap Verdië het vooral hebben van hulp uit het buitenland. De archipelago telt 440.000 inwoners. Veel Kaap Verdianen zijn naar het buitenland vertrokken om daar werk te vinden. Het gevolg is dat er meer Kaap Verdianen in het buitenland wonen dan op de eilanden zelf (waarvan 350.000 in Amerika). En dat er meer vrouwen op de eilanden wonen dan mannen. De populatie bestaat voor 61% uit Creolen (kruising van Afrikanen en hun overheersers), 38% Afrikanen en maar 1 % Blanken. Ongeveer 70 % van de bevolking is onder de 30, met een gemiddelde leeftijd van 23. De officiële taal is Portugees, maar veel Kaap Verdianen spreken Creole. De munteenheid is Cape Verde Escudo. Je kan hier nog niet pinnen. Wel zijn er tot onze verbazing een aantal internet cafes en doet de gsm het zowaar.
------------------------------------------------------------------------------Achterin een pick up worden we naar de hoofdstad Espargos gebracht waar een gesjeesde Franse kok lobster voor ons klaar maakt, we na sluitingstijd nog wat E$cudos ophalen bij de bank, we onze email checken en we een reisbureau bezoeken. Helaas zijn alle lokale vluchten vol en zullen we Marjolein en Cathelijn een week later weer op Sal moeten afzetten voor hun terugreis naar Amsterdam. Dat beperkt een beetje onze mogelijkheden voor de resterende week.

 We zijn die week toerist in Palmeira, Santa Maria (Sal), waar we een echte stranddag hadden en een surfplank huurden, Sal Rei (Boavista) en vervolgens Baia de Mordeira en Palmeira (Sal). Deze 2 eilanden verdienen zeker geen schoonheidsprijs, maar de witte stranden, het azur blauwe en lekker warme zeewater, het lekkere eten, de vriendelijke mensen en schitterende zeilweer maken zelfs deze steppen in de Atlantische oceaan aantrekkelijk.




Na een afscheidsdiner in de lokale horeca (rijst met bonen voor 200 E$) zwaaien we op 13 november rond middernacht Marjolein en Cathelijn uit. Na drie weken vliegen zij weer terug naar een koud en nat Nederland, maar wel met stromend zoet water en een lekker bed!

|
In het gastenboek schrijven |
 
Wij blijven nog een paar dagen in Palmeira (Sal). Het is altijd heel relaxed als je de weg een beetje kent. We staan met wat jerry cans in de rij bij de Fonteneria, of eigenlijk stonden onze jerry cans in de rij. Mijn Creols is te beroerd om mee te doen bij het doornemen van de laatste nieuwtjes in het dorp en daarom dood ik de tijd met voetballen met de kleintjes. Het was een mooi plaatje, maar gelukkig had ik geen fototoestel bij me. Dat had het weer net een beetje genant gemaakt. Annebeth haalt ondertussen wat brood, kip en paprikas. Als we geen vis eten, eten we kip en anders eten we dus vis.
Er zijn dagen bij dat ik gewoon wat rondhang op de kade in de hoop dat één van de mannen uit het dorp terugkomt van zee met vis. Ik vraag John of hij ze (drie kleine tonijntjes) even schoon kan maken en ik let goed op zodat ik het de volgende keer zelf kan, mochten we een keer wat vangen op de oversteek... Met een bijboot vol met water, brood en wat dooie vis vaar ik dan terug naar de Jan Steen.
Op zondag 17 november zeilen we naar Sao Nicolau, een eiland ten westen van Sal. We vertrekken om half 2 s nachts om zo in het licht in Tarrafal, Sao Nicolau aan te komen. Hidde loopt de resterende nacht wacht, terwijl ik lekker mag slapen. Luxe! We waren gewaarschuwt voor enorme valwinden van de hoge bergen, maar die vallen gelukkig mee. Tarrafal is een klein, arm vissersdorpje. Als de vloot voldoende tonijn heeft gevangen, draait de tonijn-in-blik-fabriek. We merken meteen dat de sfeer op de kade ietsje anders is dan in Palmeira. Er staan meteen 4, 5 jongetjes te schreeuwen om onze dinghy watch te mogen zijn: ze bewaken dan ons bijbootje in de tijd dat we op de kant zijn. Je geeft ze daar natuurlijk een kleine vergoeding voor. Hid en ik wijzen per ongeluk ieder iemand anders aan en zo hebben we 2 bewakers voor onze bootje! Ook hebben we een jongetje die onze vuilnis wil wegbrengen en hebben we wel 10 gegadigden om onze vuile was te doen. Maar die brengen we naar Henny, een Nederlander die een pensionetje is gestart. Hij organiseert ook tours rond het eiland voor de passerende zeilers. Als je van te voren reserveert kan je daarna heerlijk bij hem eten. Al deze informatie kregen we meteen bij aankomst, van een andere Nederlander, Norbert, die ook in de baai voor anker ligt. Hij was al aan boord voordat ons anker de grond raakte en vertelde tot in detail hoe het werkt in Kaap Verdië en wie wat en waar. Samen met hem en twee Engelsen, Pete en Sharon, boeken we voor dinsdag een eilandtour. Maandag gaan Hid en ik alvast op eiland verkenning en nemen een Aluguer, een bakkie of soms minibus waar iedereen op en af (in en uit) kan stappen wanneer die wil. Tijdens dit tochtje, op en neer naar de hoofdstad Ribeira Brava, zien we alvast wat van het prachtige binnenland. Zo kaal en rotsig als de omgeving van de haven is, zo groen en bergachtig is het binnenland. Wat een verademing weer zoveel groen te zien. Dit komt door de hoge bergen (hoogste is 1312 m) waar de passaatwolken tegenaan botsen en vaak ook blijven hangen. Het is hier daarom een stuk vochtiger, waardoor er ineens van alles groeit en verbouwt kan worden: mais, bonen, papayas, mangos en banenen.

Onderweg lijken alle Kaap Verdianen Nederlands praten! Gelukkig ontdekken we dat steeds voordat we met elkaar de andere passagiers doornemen. Het blijken allemaal gepensioneerde zeevaarders te zijn, die in de jaren 60-70 naar Nederland zijn vertrokken om werk te zoeken en allen bij de Rotterdamse en Amsterdamse rederijen terecht zijn gekomen. We horen later dat de inwoners van Sao Nicolau voor 80 % leven van geld dat uit het buitenland, en dan met name Nederland, gestuurd wordt. Hopelijk voor ze blijft hun, steeds verdere en vagere, familie geld sturen. Dinsdag gaan we dus nog een keer op pad, maar dan bekijken we het hele eiland, in een open bakkie onder leiding van Henny. Het is een geweldige tocht. We komen door allerlei kleine dorpjes en plantages. De mensen zwaaien en lachen allemaal heel vriendelijk en wij zwaaien enthousiast terug. Wat een mooi en veelzijdig eiland! Je ziet wel dat het nog echt een derde wereld (ei)land is: afval wordt nog overal gedumpt omdat er niet voldoende afvalverbranders zijn, er is in elk dorpje een algemene waterplaats: geen stromend water in hun huisjes, dus je ziet overal kinderen en vrouwen met emmers water op hun hoofd, weinig verkeer behalve taxis en aluguers, etc.

   
Op de terugweg drinken we een lokale (veel te sterke) borrel, Grog gemaakt van suikkerriet, in een piepklein en heel autenthiek dorpje. Hid en ik voetballen met de kinderen; we maken 2 teams en 2 goals. Normaal rennen ze gewoon met zn allen achter de bal aan, dus dit vonden ze wel leuk. En wij ook, totdat de beste speelster valt en haar knie behoorlijk openhaalt. Ze hebben natuurlijk geen pleisters hier en wij hebben er ook geen bij ons. Maar na een beetje jodium thuis te hebben gehaald en een koekje van ons speelt ze weer gewoon mee.
We eten met zn allen s avonds bij Henny, tonijn in rode wijn saus. Dit alles wordt bereid door twee lokale jongens die ook bij hem in huis wonen. Als we s avonds naar onze bijboot lopen, hebben we bijna al onze escudos opgemaakt terwijl we onze dinghy watchers nog moeten betalen. We lenen de laatste 50 Escudos (0,40 euro) van de Engelsen, maar er is geen jongetje te bekennen. Het is ook al laat, dus ze zullen wel slapen. We varen al richting boot als we opeens vanaf de kant geroepen worden door onze 2 bewakertjes. We varen terug, maar moeten ze vertellen dat ons geld op is... We beloven ze morgenochtend de rest te geven, wat uiteindelijk in de vorm van 2 coca colas gebeurt. Vrijdag vertrekken we naar Mindelo, op het eiland Sao Vicente. Voor het eerst een grote stad. We worden door iedereen en alle boekjes gewaarschuwt voor de criminaliteit daar. We verwachten dat het wel mee zal vallen. Het blijkt een hele vriendelijke, mooie en levendige stad te zijn. Geen opdringerige jongetjes die, zoals het verhaal ging, bij aankomst al allemaal aan je boot zouden hangen. Het blijkt dat een paar weken geleden een aantal boten geklaagd hebben bij de politie. Nu staat er een grote politieman bij de pier waar de dinghys aankomen, dit zal de situatie waarschijnlijk verbeterd hebben. Wij merken in ieder geval niks van vervelende mensen, integendeel, ze zijn weer erg behulpzaam.

 
Na een paar dagen Mindelo ontdekken we dat al die vriendelijkheid ook nog een andere oorzaak heeft. Regelmatig informeert Jan en allemaal naar onze boot en hoeveel mensen daar eigenlijk opkunnen. Jan en alleman leggen ons in prima engels uit dat het heel normaal is dat zij voor bijvoorbeeld duizend euro met ons mee zeilen en dan in Europa bij familie en vrienden op bezoek gaan. Natuurlijk verliezen zij onderweg hun paspoort en dachten zij zich te kunnen herrinneren dat ze uit Angola, Sierra Leone of Somalië komen. Daarna gaan ze zo snel mogelijk op zoek naar een Europese schone om daarmee in het volgende bootje te stappen, het huwelijksbootje. Daarna ligt de weg naar welvaart voor hen open. Klinkt als een goed en bijna waterdicht plan. We zijn geen vol is vol mensen, maar dit gaat wel een beetje ver. Met name omdat ze niet uit Angola komen.
Zaterdag is er een groot concert op het plein. Eerst eten we samen met twee Noren, die we uit Las Palmas kennen, in een heerlijk restaurantje aan het plein. Dit restaurant heeft ook een balkon, dus hebben we later een prachtig uitzicht op de voorstelling en de mensenmassa ervoor. Het stuk beeld de muzikale geschiedenis vanaf de slavernij tot nu uit.
We worden s nachts door Nilton, die onze chauffeur van de watertaxi is, keurig aan boord afgezet. Nilton is een van de beste, spreekt Creol, Portugees, Engels, Deens en Frans, is al drie keer de oceaan overgestoken met drie bezoekende schepen, praat niet over geld (dat komt later wel) maar heeft het de hele dag over full service! Hij belooft ons om 8.00 uur op te pikken en naar de ferry te brengen.
Zondag vroeg op, want we gaan met de ferry naar Santo Antao, een eiland dat vlakbij Sao Vicente ligt, maar geen goede haven of ankerplaats heeft. Zondag is de beste dag om te gaan aangezien dat de enige dag is dat de ferry s ochtends heen gaat en s avonds weer terug. Nilton heeft het laat gemaakt en we roeien naar zijn boot om hem wakker te maken. Slaapdronken brengt hij ons naar de kade. Bij de ferry, zowel bij vertrek als bij aankomst, is het een gekkenhuis. Iedereen maakt zich druk, Giggs, Rui Costa, Batistuta, en Raul. Iedereen is te herkennen aan zijn voetbalshirt. Volgens mij kan het ze weinig schelen wie hun held is als het maar een Europees shirt is. Een op Reiziger lijkende jongen loopt in het shirt van niemand anders dan Cocu.
 Het is de 24-ste en dus is Jantien jarig, 33 jaar! We maken een verjaardagsfoto die we mailen.
Santo Antao is echt geweldig! Een prachtig eiland, zelfs nog veel mooier dan je op de fotos kunt zien. Heel ruig, onbedorven, bijna geen toeristen, prachtig groen en waanzinnig mooie uitzichten. Echt weer een hoogtepunt van ons bezoek aan Kaap Verdië! We huren samen met vier aardige Fransen een Aluguer. We rijden tussen twee valleien (ribeiras) door naar Ribeira Grande, de hoofdstad. Vandaar gaan we door de meest mooie bergwegen naar het binnenland, waar bananen plantages zijn, veel suikerriet wordt verbouwd en natuurlijk mais.


|